FD | Map Oberndorff
Kinderen die het leven van hun ouders aangenamer willen maken. Die hun trouw blijven, wat er ook gebeurt. Die zelfs keer op keer een kaartje sturen, ook al krijgen ze het verscheurd terug. Familietherapeut Else-Marie van den Eerenbeemt komt ze allemaal in haar praktijk tegen. Vanwaar deze blinde loyaliteit? ‘Het is de meest fundamentele band die mensen kunnen hebben.’
Ook al wil je niets meer met je ouders te maken hebben, er blijft altijd een onderhuids verlangen borrelen.
‘De relatie tussen ouders en kinderen is uniek en onomkeerbaar. Je bent een kind van je ouders en dat blijf je de rest van je leven, hoe oud je ook wordt en wat er ook gebeurt. Het is de meest fundamentele band die mensen kunnen hebben, die zelfs bestand is tegen scheiding en de dood. Er zit ontzettend veel kracht in, maar ook kwetsbaarheid en pijn.’
‘Een huwelijk kun je ontbinden, een vriendschap laten verwateren, maar je moeder blijft altijd je moeder. Je kunt het contact wel verbreken, maar je blijft toch verbonden. Dat noem ik de paradox van de liefde. Ook al wil je niets meer met je ouders te maken hebben, er blijft altijd een onderhuids verlangen borrelen. Als je moeder of vader ziek wordt, kan dat verlangen weer de kop opsteken.’
‘Geen contact kan tijdelijk rust geven als de relatie met je ouders slecht is. Je staat dan even niet onder hoogspanning. Maar op den duur werkt dat niet. Dat zie ik bij mijn cliënten. Dan betalen je eigen kinderen de rekening. Zij moeten goedmaken wat jij bij je ouders hebt gemist, door lief te zijn en aandacht te geven.’
‘De loyaliteit van kinderen naar ouders reikt vaak verder dan andersom. Niet alle ouders zijn trouw aan hun kinderen, maar kinderen blijven dat hoe dan ook wel aan hun ouders. Ze kunnen kritisch zijn en nog maar weinig met ze te bespreken hebben, maar van een buitenstaander accepteren ze geen negatieve uitlatingen over hun ouders. Ook een partner mag niet deloyaal zijn. Gebeurt dat wel, dan kan dat leiden tot een breuk in de liefdesrelatie. Want waarom zou je trouwer zijn aan degene die je kiest dan aan degene bij wie je vandaan komt? Tegen zo’n existentiële verhouding kan de partner gewoonweg niet op.’
Parentificatie
‘Gedurende de hele relatie tussen ouder en kind speelt de balans van geven en nemen een grote rol. In het begin overladen ouders hun kinderen met zorg en liefde. Ze geven hun eten, kopen kleren, behoeden ze voor gevaar, troosten als ze verdrietig zijn of pijn hebben. Zodra kinderen daartoe in staat zijn, vaak al op jonge leeftijd, gaat de weegschaal naar de andere kant. Ze voelen haarfijn aan wat hun ouders nodig hebben en proberen daarin te voorzien.’
‘Tegenwoordig wordt dat vaak afgedaan als pleasegedrag, maar daarin ga ik niet mee. Jouw ouders hadden dat gewoon nodig, zeg ik tegen mensen. En je kunt later als volwassene met die kwaliteit heel ver komen. Natuurlijk, kinderen kunnen doorschieten om het hun ouders naar de zin te maken. Zover zelfs dat de rollen omdraaien en zij hun ouders verzorgen. Dat heet parentificatie. Kinderen zijn ongelooflijk gevoelig voor de relatie van hun ouders. Ze weten precies wanneer het mis kan gaan. Papa komt thuis, hij heeft te veel gedronken, nu wordt mama boos. Dus gaan ze proberen hun ouders af te leiden. Veel kinderen van gescheiden ouders zijn geparentificeerd. Zij zijn volwassenen in een kinderlichaam.’
‘Ouders die niet goed in hun vel zitten doen onbewust een beroep op hun kinderen. Zo gedragen kinderen van een depressieve moeder of vader zich vaak heel vrolijk. Zij lachen het verdriet van de familie weg. En die kwaliteit nemen ze mee als volwassene. Kijk maar naar de familiegeschiedenis van cabaretiers: zij waren vroeger ook vaak de clown in het gezin.’
‘Erkenning is voor kinderen wezenlijk, maar veel ouders vinden het lastig om die te geven’
Wiegendood
‘Ik ben zelf de jongste van elf kinderen. Mijn ouders verloren twee dochtertjes, het ene aan wiegendood en het andere aan een infectie. Als ik nu terugdenk aan onze familie, zie ik dat een van mijn broers de clown was thuis. Hij maakte voor iedereen gedichten en droeg die op meesterlijke wijze voor.’
‘Elk gezin heeft een bepaalde dynamiek. Ouders brengen in hun relatie hun eigen boek mee, waar van alles in staat. Ze hebben allebei kwetsingen opgelopen, waardoor ze bijvoorbeeld lijden aan verlatingsangst, snel het gevoel hebben buitengesloten te worden of van hun nieuwe gezin meer verwachten dan ze van hun eigen ouders hebben gekregen. Al die bagage heeft ook invloed op de relatie die ze met hun kinderen krijgen. Zo ontstaat het familieverhaal, waarbinnen ieder kind zijn eigen plek inneemt.’
‘Als een kind gehandicapt of veel ziek is, wordt dat vaak het zorgenkind naar wie veel aandacht uitgaat en worden de broers en zussen verwaarloosd. Een kind dat gevoelig is voor spanningen kan als lastig worden gezien en zich het zwarte schaap voelen. Terwijl het juist vaak problemen naar zich toe trekt om de ouders te ontlasten. Als volwassene kan het zwarte schaap zich ook op andere plekken buitengesloten voelen.’
Else-Marie van den Eerenbeemt (75)
Is familietherapeut, publicist en onderzoeker van ouder-kindrelaties. Ze geeft masterclasses en gastcolleges over het thema ‘intergenerationele familiedynamiek’. Studeerde aan de Hahnemann University, in Philadelphia, bij professor Iván Böszörményi-Nagy. Met hem heeft ze in Nederland voor de contextuele familietherapie begrippen geïntroduceerd als loyaliteit, parentificatie, meerzijdige partijdigheid en relationele ethiek. Was 30 jaar docent gezinsbehandeling aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze schreef boeken als ‘De liefdesladder – Over familie en nieuwe liefdes’ en ‘Door het oog van de familie – Liefde, leed en loyaliteit’. Verschijnt regelmatig in de media als deskundige in familieverhoudingen. Ook was ze betrokken bij de bekroonde documentaire ‘A Family Affair’.
Favoriet kind
‘Het favoriete kind kan in de ogen van de vader of moeder juist niets fout doen en verwacht ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld op het werk, een voorkeurspositie. Wanneer dat anders uitpakt geeft dat vaak een dreun. Veel ouders hebben een favoriet kind, maar zullen dat nooit toegeven. Er rust een enorm taboe op. Ik gaf ooit een lezing op een jubileumfeest van een vrouwenvereniging in Drachten. In de zaal, met achthonderd vrouwen, vroeg ik: “Hadden uw ouders een favoriet kind?” Alle handen gingen omhoog. Toen ik daarna vroeg of ze zelf een favoriet kind hadden zweeg iedereen. Ze keken me aan met een blik van: hoe durf je dat te vragen?’
‘Een kind is niet zomaar favoriet, er zit altijd een verhaal achter, bijvoorbeeld dat het geboren werd terwijl vader op zijn sterfbed lag. Veel ouders voelen zich schuldig en vinden dit een pijnlijk onderwerp. Sowieso blijft bij families veel liggen onder het tapijt. Soms is dat maar beter ook, vanwege de kwetsbaarheid. We leven in een praatcultuur, maar praten over moeilijke kwesties binnen families maakt vaak meer kapot dan dat het iets heelt.’
‘Vlak na het overlijden van mijn tweede zusje ben ik geboren. Een van mijn opleiders zei ooit: “Jij moest het verlies van je zusje compenseren en leeft daarom voor twee.” Mijn ouders hadden voor mij als jongste kind alle tijd. Ik werd trait-d’union genoemd, het verbindingsstreepje, dat ook in mijn naam zit. Als klein meisje zag en voelde ik alle emoties van mensen om me heen. Ik herinner me nog dat mijn grote broer bij me uithuilde met liefdesverdriet. Mijn moeder vertelde dat ik een keer vanuit de wandelwagen in een drukke winkel riep: “Die mevrouw heeft gehuild.” Toen zij vertelde dat haar moeder net was overleden begon ze opnieuw te snikken.’
‘Mensen verbinden is mijn werk geworden. Al 40 jaar help ik als familietherapeut ouders en kinderen elkaar opnieuw te vinden. Ik ben 75, maar nog steeds gedreven.’
‘Voor ieder kind is erkenning van de ouders van wezenlijk belang, maar voor veel ouders is het lastig om die te geven. Soms moet ik een moeder van 90 jaar oud nog bewerken om tegen haar zoon van eind 50 te zeggen: “Je hebt gelijk, zonder jou had ik het niet overleefd.” Die zoon is al die tijd rusteloos gebleven en bleef overal de erkenning zoeken die hij van zijn moeder niet kreeg: in liefdesrelaties, bij zijn kinderen, zelfs bij zijn kleinkinderen. Zo krijg je dus die roulerende rekening tussen generaties.’
‘Erkenning van je ouders kun je niet afdwingen, maar elke investering daarin levert iets op. Ik heb een cliënt die kaarten naar haar moeder blijft sturen, ook al krijgt ze die iedere keer kapotgescheurd terug. Ze zei: “Als ik het niet zou doen, zou ik me de hele dag ellendig voelen. Nu denk ik: ik heb mijn best gedaan.” Ik vind dat bij een gebrouilleerde relatie ouders eerder over de brug moeten komen dan kinderen. Maar als dat niet gebeurt, moet het kind geholpen worden de eerste stap te zetten. Eigenlijk is dat het belangrijkste wat ik doe: mensen over de brug helpen.’